 |
|
 |
Great Smoky Mountains National Park |
|
|

|
 |
|
Grootte : 2.111 vierkante kilometer
Nationaal park sinds : 15 juni 1934
International Biosphere Reserve sinds : 1976
World Heritage Site sinds : 6 december 1983
Aantal bezoekers in 2015 : 10.712.674
Drukste maanden : juli, augustus en oktober
Laagste punt :256 meter (bij Abrams Creek)
Hoogste punt :2.025 meter (de top van Clingmans Dome) |
 |
|
The Great Smoky Mountains vormen een
onderdeel van de 2.700 kilometer lange bergketen Appalachian Mountains. Dat
is een van de oudste bergketens van de wereld; de rotsen die het landschap
vormen zijn zo’n 900 miljoen jaar oud.
Het landschap is ongeveer 300 miljoen jaar geleden ‘gelift’ door de botsing van
de continenten Afrika en Noord-Amerika; de bergen hebben destijds
waarschijnlijk een hoogte bereikt van ongeveer 6 kilometer. Door
langdurige erosie-processen is de hoogte flink afgenomen; er zijn nu nog 16
pieken die hoger zijn dan 1800 meter. Het park bestaat uit vele berg- en
heuvelruggen die van elkaar worden afgescheiden door diepe valleien. De
oorspronkelijke bewoners – de Cherokee Indianen – noemden dit gebied Shaconage, dat betekent ‘de plaats van de blauwe rook’. Deze nevelige
waas wordt gevormd door de waterdamp die wordt afgescheiden door de dichte
bossen in de bergen en valleien. Great Smoky Mountains National Park is een
van de meest gevarieerde ecosystemen ter wereld; het biedt plaats aan meer
dan 4.000 plantensoorten, 130 verschillende boomsoorten, 65 soorten
zoogdieren, 230 vogelsoorten, tientallen soorten reptielen en meer soorten
salamanders dan waar ook ter wereld. Het is dan ook niet alleen een
Amerikaans Nationaal Park, maar ook een International Biosphere Reserve en
een World Heritage Site. |
|
|
Great Smoky
Mountains ligt op de grens van de staten Tennessee en North Carolina. Rondom
het park lopen veel wegen, je kan het park dan ook vanuit alle richtingen
bereiken. De voornaamste toegangsweg – vanuit beide staten - is de US-441.
De wegen in het park hebben een gezamenlijke
lengte van 270 mijl; een groot deel daarvan is verhard. De onverharde wegen
zijn over het algemeen in redelijk goede staat, en kunnen vaak gebruikt
worden door gewone auto’s. |
|
Atlanta (Georgia)
Birmingham (Alabama)
Charlotte (North Carolina)
Chattanooga (Tennessee)
Durham (North Carolina)
Greenville (South Carolina)
Huntsville (Alabama)
Louisville (Kentucky)
Nashville (Tennessee) |
175 mijl
300 mijl
165 mijl
125 mijl
285 mijl
110 mijl
250 mijl
290 mijl
230 mijl |
-
-
-
-
-
-
-
-
- |
280 km
420 km
265 km
200 km
460 km
175 km
400 km
465 km
370 km |
|
|
|
|
Het park is gratis toegankelijk. |
|
Een van de belangrijkste kenmerken van Great
Smoky Mountains National Park is de aanwezigheid van meer dan 100
verschillende boomsoorten. De vijf voornaamste bostypes zijn:
Spruce-fir
De begroeiïng in de hogere delen van het park (1400 tot 2000 meter) bestaat
vooral uit sparrebomen. De meest voorkomende soorten zijn de Fraser Fir en de Red Spruce. Je treft hier ook boomloze bergtoppen aan (de
zogenaamde ‘balds’), sommige begroeid met gras en andere met heide en
struiken, zoals de rhododendron, de azalea en laurierstruiken. In dit deel
van de USA, zo zuidelijk gelegen, is dit bostype erg zeldzaam. Ongeveer 50
km² van het grondgebied van Great Smoky Mountains National Park bestaat uit
Spruce-fir forest. Een goed voorbeeld van dit bostype tref je aan bij de
Spruce-Fir Nature Trail.
Northern Hardwood Forest
Een ander bostype dat voorkomt boven de 1400 meter bestaat uit grootbladige
beuken en gele berken. Behalve deze twee boomsoorten komen in dit bos ook
veel esdoorns, white basswood en yellow buckeye voor. De
beukennootjes vormen een belangrijke voedingsbron voor herten, beren,
korhoenders, kalkoenen en eekhoorns. Er leven ook veel wilde zwijnen in dit
deel van het park; die zijn in het begin van de vorige eeuw vanuit Europa
naar North Carolina gebracht, en hebben zich daarna verspreid. De wilde
zwijnen richten veel schade aan aan het plantenleven. Het bostype Northern
Hardwood Forest komt vooral voor langs de Clingmans Dome Road.
Cove
Een cove is een beschutte vallei met een dikke, zeer voedzame bodem.
Een ideaal gebied dus voor talrijke bomen en planten. Het gebied rondom de
Cove Hardwood Nature Trail behoort – wereldwijd – tot de plaatsen met de
grootste variëteit aan bomen en planten; je ziet hier o.a. de gele berk, de
beukenboom, de buckeye, de linde, de Carolina Silverbell, de gele populier,
de magnolia, de Amerikaanse noteboom en de conifeersoort eastern hemlock.
Veel van de bomen bereiken hier recordhoogtes. Het bostype Cove Hardwood
Forest komt niet alleen voor in de valleien, maar ook op beschutte
berghellingen tot zo’n 1400 meter hoogte.
Hemlock Forest
Evergreen hemlock trees (een grote, snelgroeiende conifeer) waren vroeger
dominant aanwezig langs beken en op laag gelegen hellingen die schaduwrijk
en vochtig zijn. De bomen komen ook voor in drogere, enigszins hogere delen
van het park. Toen de bomen nog niet werden beschermd (dus nog voordat dit
gebied tot Nationaal Park werd uitgeroepen) zijn er veel hemlocks geveld
omdat de schors veel looizuur bevat; dit looizuur werd veel gebruikt door de
leerindustrie. Tegenwoordig worden de hemlocks bedreigd door insecten die
vanuit Azië het land zijn binnengekomen.
Pine-and-Oak Forest
Op de heuvels die vaak in de volle zon staan, groeien vooral eikenbomen en
dennen. In het park komen elf verschillende soorten eikenbomen voor, en vijf
verschillende soorten dennen. De overige begroeiïng in deze bossen bestaat
vaak uit rhododendron, laurierstruiken, gele populieren, Amerikaanse
notebomen en kornoelje. |
|
Het Sugarlands Visitor Center ligt in het
noorden van het park, op ongeveer 2 mijl afstand van de plaats Gatlinburg.
Het Visitor Center is dagelijks geopend van 08.00 uur tot 18.00 of 19.00
uur. Er wordt een (gratis) 20 minuten durende film over het park vertoond,
en er zijn uitgebreide exposities te bezichtigen. Er is een winkel, en er
zijn toiletten en telefoons.
Sugerland Valley Nature Trail
Lengte: 900 meter (loop)
Beginpunt: 400 meter ten zuiden van het Visitor Center
Dit wandelpad is in 1993 aangelegd, speciaal ten behoeve van mensen met
een lichamelijke handicap, ouderen en mensen met kleine kinderen. In het
Visitor Center kan je speciale communicatie-voorzieningen verkrijgen ten
behoeve van zintuigelijk gehandicapten. Onderweg zie je diverse
typerende bosgebieden, een rivier, en de overblijfselen van enkele
historische woningen.
|
|
Roaring Fork Motor Nature Trail |
|
|
Vanuit de plaats Gatlinburg, net buiten de
noordelijke grens van het park, kan je een 11 mijl lange scenic route
rijden. Neem in Gatlinburg bij stoplicht nummer 8 de Airport Road, na 1 mijl
bereik je de parkgrens en verandert de naam van de weg in Cherokee Orchard
Road, en nog eens drie mijl verder wordt het de Roaring Fork Motor Nature Trail.
Op deze laatste weg geldt eenrichtingverkeer; en omdat de weg erg smal en
bochtig is zijn fietsen, RV’s, trailers en bussen hier niet toegestaan. De
weg wordt begin december afgesloten, en in het begin van de lente weer
geopend. Bij het Sugarlands Visitor Center kan je een brochure kopen, waarin
de route wordt beschreven.
Je rijdt hier door een prachtig cove hardwood forest, langs de weg zie je
talrijke kleine watervalletjes en stroomversnellingen. Ook tref je – vooral
in de tweede helft van de rit – diverse historische gebouwen aan. Er zijn
volop wandelmogelijkheden, een van de mooiste trails in dit gebied is de:
Grotto Falls Trail
Lengte: bijna 4 kilometer (heen en terug)
Hoogteverschil: 150 meter
Deze eenvoudige trail begint ongeveer 4 mijl ten zuiden van Gatlinburg.
Je loopt door een koel, schaduwrijk bos waar vooral veel hemlocks staan.
Onderweg steek je drie kleine beekjes over. Grotto Falls is met z’n
hoogte van 7 meter een kleine, maar wel mooie waterval. Het is de enige
waterval in het park waar je achterdoor kan lopen. In deze vochtige
omgeving komen veel salamanders voor.
Kort voor je het einde van de rondweg
bereikt, kan je dicht bij de weg nog The Place of a Thousand Drips zien, dat is een waterval met een totale hoogte van 24 meter, waarbij het
water vanuit diverse kleine stroompjes in enkele kleinere etappes 3 tot 5
meter omlaag valt. Het is een erg mooie plek om even rond te wandelen. |
|
Little River Road en Laurel Creek Road |
|
|
Vanaf het Sugarlands Visitor Center kan je
via achtereenvolgens de Little River Road (9,5 mijl) en de Laurel Creek Road
(15 mijl) naar het westen rijden. Je komt dan uit in de hieronder beschreven
vallei Cades Cove. De weg is erg bochtig, houd dan ook rekening met een lage
gemiddelde snelheid.
Laurel Falls Trail
Lengte: 4 kilometer (heen en terug)
Hoogteverschil: 530 meter
Beginpunt: 3,7 mijl ten westen van het Visitor Center
Het is vaak erg druk op het brede, verharde pad dat naar Laurel Falls
gaat. Het pad slingert om een berg heen, en gaat daarbij geleidelijk
maar wel constant omhoog. Voor ongeoefende wandelaars is het dan ook
enigszins inspannend. Onderweg zie je veel verschillende boomsoorten, en
je hebt ook erg mooi zicht over Laurel Creek Valley en Little River
Valley. Na twee kilometer bereik je de 18 meter hoge Laurel Falls, die
door het pad in tweeën wordt gedeeld.
De meeste toeristen gaan vanaf dit punt via dezelfde weg terug naar de
parkeerplaats. Je kan echter ook via een bruggetje de waterval
oversteken, en het pad, dat vanaf hier onverhard is, nog vele mijlen
volgen.
Ruim 1 mijl voorbij het
beginpunt van de Laurel Falls Trail kan je linksaf via de korte Elkmont
Road. Deze weg gaat naar het plaatsje Elkmont, waar rijke mensen uit
omliggende plaatsen vanaf het begin van de vorige eeuw talrijke zomerhuisjes
bouwden. Sommige families hebben deze huisjes drie of vier generaties lang
gebruikt; pas sinds eind 2001 zijn de laatste contracten verlopen en behoort
het gebied volledig toe aan de National Park Service. Elkmont wordt nu
ontwikkeld tot een Historic District.
Even verder passeer je de grote Metcalf Bottoms Picnic Area. Vandaar is het
ongeveer 1,6 kilometer lopen (enkel) naar de Little Greenbrier School, een
19e eeuws schoolgebouwtje dat ook als kerk werd gebruikt. Je kan
daar nog de originele banken, stoelen, lessenaar en het oude schoolbord
zien. Voorbij de Picnic Area komt de splitsing met de Laurel Creek Road, via
die weg kan je verder naar het westen rijden. Je komt kort na elkaar nog
twee afslagen tegen, de eerste daarvan gaat naar het buiten het park gelegen
plaatsje Townsend, en de tweede naar het Great Smoky Mountains Institute,
waar educatieve zomerkampen voor de schooljeugd ed. worden georganiseerd.
Aan het einde van de Laurel Creek Road ligt de vallei Cades Cove. |
|
|
Cades Cove is een idyllische 6 mijl lange
vallei in het noordwesten van het park. Behalve schitterende bossen en een
rijk dierenleven, tref je hier ook veel historische gebouwen aan. Cades Cove
is het drukst bezochte gebied in Great Smoky Mountains National Park. |
|

Cades Cove Primitive Baptist Church |
|
In de vallei loopt een 11 mijl lange rondweg,
de Cades Cove Loop Road. Deze weg is dagelijks geopend van zonsopgang tot
zonsondergang, met de volgende uitzondering: van begin mei tot eind
september is de weg twee maal per week (op woensdag en op zaterdag) tot ’s
ochtends 10.00 uur alleen toegankelijk voor voetgangers en fietsers. Van
begin juni tot eind augustus is het elke dag enorm druk, er ontstaan
regelmatig files. Ook oktober is populair, zeker tijdens de weekenden. Houd
er rekening mee dat het dan meer dan 2 uur kan duren om de 11 mijl lange
route te rijden. Er geldt een snelheidslimiet van 20 mijl per uur, en er is
sprake van eenrichtingsverkeer.
Je
kan Cades Cove met de auto alleen bereiken vanuit het oosten, via de Laurel
Creek Road. Voor de terugweg zijn er drie mogelijkheden. Je kan de Cades
Cove Loop Road verlaten via dezelfde weg waar je bent binnengekomen (de
Laurel Creek Road). Er zijn ook twee onverharde eenrichtingswegen die je kan
gebruiken om Cades Cove (en tegelijk ook het Nationale Park) te verlaten. De
15 mijl lange Rich Mountain Road verlaat het park aan de noordzijde, en komt
uit bij de plaats Townsend. Het is een prachtige route; onderweg kom je bij
diverse uitkijkpunten vanwaar je uitzicht hebt over Cades Cove. De Parson
Branch Road verlaat het park na 10 mijl aan de zuidzuide, en komt daar uit
op State Route 129. Beide wegen zijn tijdens de winter gesloten.
Binnenin de rondweg liggen twee onverharde wegen die door Cades Cove heen
lopen, Sparks Lane in het oosten, en Cove and Hyatt Lane in het westen. Op
beide wegen geldt tweerichtingverkeer.
Bij het begin van de route kan je een brochure kopen waarin je informatie
over Cades Cove vindt. Je kan onderweg nergens tanken, er zijn in dit deel
van het park ook geen restaurants. Wel is er een kleine winkel bij de
camping die aan het oostelijke uiteinde van de rondweg ligt. Er zijn
toiletten bij de camping en bij het Cades Cove Visitor Center aan het
westelijke uiteinde van de weg. |
|
Oorspronkelijk werd de naam van de vallei
anders geschreven, namelijk als Kate’s Cove. Kate was de vrouw van de
chief van de Cherokee Indianen. Deze stam heeft Cades Cove, waar erg veel
dieren leven, gedurende vele jaren gebruikt als jachtgebied.
De eerste blanken in Cades Cove waren het arme echtpaar John en Luraney
Oliver, die in het jaar 1818 samen met hun eerste kind naar Cades Cove
trokken in de hoop daar een beter bestaan op te kunnen bouwen. Zij slaagden
er niet in voor hun eerste winter voldoende voedselvoorraden aan te leggen;
zij overleefden de winter dankzij de Cherokee Indianen die bereid waren hun
voedsel met hen te delen. De nakomelingen van de Olivers hebben nog tot 1934
– het jaar waarin Great Smoky Mountains National Park werd gecreëerd – in
Cades Cove gewoond.
Na de Olivers kwamen er meer blanke gezinnen naar de vallei; binnen 30 jaar
bestond de bevolking uit 700 mensen. Zij leefden erg geïsoleerd, er was
nauwelijks handel met andere woongemeenschappen. De mensen in Cades Cove
moesten dan ook vrijwel geheel in hun eigen levensonderhoud voorzien. In
deze tijd zijn veel bossen gerooid; er moest plaats worden gemaakt voor
velden waarop gewassen konden worden verbouwd. Toen bleek dat er niet
voldoende voedsel kon worden geproduceerd voor een zo groot aantal mensen,
trokken veel gezinnen weg en daalde de populatie tot zo’n 275 mensen.
De gemiddelde leeftijd die zij bereikten lag rond de 45 jaar; waarschijnlijk
is dit er mede de oorzaak van geweest dat de kinderen relatief jong
trouwden, vaak al op tienerleeftijd. Het was gebruikelijk dat voor een jong
koppel een zogenaamd ‘honeymoon house’ werd gebouwd, een woning op het
grondgebied van de ouders. Een van de gebouwen die je nu in het park kan
bezichtigen is Oliver’s Cabin; dat is het honeymoon house van de zoon
van John en Luraney Oliver. Er zijn ook nog allerlei andere gebouwen bewaard
gebleven, waaronder diverse woningen, kerken, molens, schuren enz.
De National Park Service heeft Cade’s Cove nu ingericht als een groot
openluchtmuseum, waarin vooral wordt belicht hoe het leven er hier tussen
1825 en 1900 heeft uitgezien. Op deze site kan je een beschrijving vinden van de gebouwen in Cade’s Cove. |
|

Mountain Farm Museum |
|
Bij de camping kan je fietsen huren en er
worden hier paardrijtochten georganiseerd (met gids). Ook kan je een tocht
met een door paarden voortgetrokken kar maken. Natuurlijk zijn er ook veel
wandelmogelijkheden; de meeste paden gaan vanuit de vallei omhoog naar de
omliggende heuvelruggen. Twee eenvoudige trails zijn:
Cades Cove Nature Trail
Lengte: 3,2 kilometer (loop)
Deze trail begint direct aan de Cades Cove Loop Road,
minder dan 1 mijl voorbij het Cades Cove Visitor Center. Het is een heel
eenvoudige wandeling, die vooral geschikt is voor gezinnen met jonge
kinderen. Bij het beginpunt kan je een brochure kopen.
Abrams Falls Trail
Lengte: 8 kilometer (heen en terug)
Hoogteverschil: 104 meter
Ongeveer 5 mijl voorbij het begin van de Cade’s Cove Loop Road passeer
je het beekje Abrams Creek. Direct daarna kan je rechtsaf via een
gravelweg die door een grasgebied loopt. Aan het einde daarvan kan je
parkeren; de trail begint bij een mooie houten brug. Het veel gebruikte
wandelpad wordt omringd door rhododendrons, en volgt min of meer de loop
van Abrams Creek. Onderweg heb je voortdurend te maken met kleine
hoogteverschillen. Je komt uit bij de fotogenieke Abrams Falls,
met z’n 6 meter lang niet de hoogste waterval in het park, maar wel de
waterval met het meeste volume. Het water komt terecht in een kleine
poel; het is toegestaan om hier te zwemmen. |
|
De drukke Newfound Gap Road doorsnijdt het
park van noord naar zuid. Aan het noordelijke uiteinde, in de staat
Tennessee, ligt het Sugarlands Visitor Center. Helemaal in het zuiden, in de
staat North Carolina, ligt het Oconaluftee Visitor Center.De weg is 33 mijl
lang, en onderweg kan je op allerlei plaatsen stoppen en genieten van het
uitzicht over de Smoky Mountains.
Het meest noordelijke deel van de weg loopt door Sugarland Valley. Op
ongeveer 1 en 2 mijl voorbij Gatlinburg staan kleine bordjes die ‘quiet
walkways’ aanduiden. Dit zijn heel rustige wandelpaden die worden omringd
door talrijke ‘sugar maples’, de bomen waarvan de sappen door pioniers
werden gebruikt om siroop te maken. Twee mijl voorbij het Visitor
Center bereik je de Campbell Overlook, een van de beste uitkijkpunten in het
park vanwaar je elk van de vijf verschillende bostypes kan zien. Recht voor
je staat Mount LeConte, met z’n 2.009 meter de op twee na hoogste piek van
de Smoky Mountains. Kort voorbij het uitkijkpunt ligt opnieuw een ‘quiet
walkway’, waar je - als je goed kijkt – de overblijfselen van oude
farmhuizen kunt zien.
Na 4,5 mijl bereik je de Chimney Tops Picnic Area, de Little Pigeon River
stroomt daar doorheen. Na zo’n 7 mijl vindt er een overgang plaats van het
northern hardwood bostype naar het cove hardwood bostype. Je rijdt hier door
twee tunnels; vooral de tweede tunnel is apart omdat die in een bocht loopt,
waarbij het tweede gedeelte over het eerste deel heen gaat. Twee populaire
trails in dit gebied, die beginnen bij twee parkeerplaatsen die een paar
mijl van elkaar verwijderd liggen, zijn:
Chimney Tops Trail
Lengte: 6,4 kilometer (heen en terug)
Hoogteverschil: 396 meter
De Chimney Tops zijn twee smalle rotsen, die door de Cherokee Indianen Duniskwalguni werden genoemd, dat betekent ‘gevorkt gewei’.
Tijdens de eerste 2 kilometer van de heenweg volgt het pad de loop van
een met rotsen gevuld riviertje, het pad stijgt hier geleidelijk. Daarna
buigt het pad weg van het riviertje, en kom je bij een splitsing waar je
rechts aan moet houden. Het pad wordt ruiger, en de klim omhoog wordt
steiler. Tijdens het laatste deel is het pad veel vlakker, je ziet dan
langzaam de Chimney Tops voor je opdoemen. Bij het einddoel kan je 360º
rondom je heen kijken; dit is vooral erg de moeite waard als de
herfstkleuren in het park om hun mooist zijn.
Alum Cave Bluffs Trail
Lengte: 7 kilometer (heen en terug)
Hoogteverschil: ruim 400 meter
Tijdens deze wandeling steek je diverse bruggetjes over, en volg je de
loop van de met rotsen gevulde Alum Cave Creek. Vooral in juli is het
hier erg mooi, als de Rosebay Rhododendron in bloei staat. Je loopt
onder Arch Rock door, dat is een natuurlijke opening in een rots die
door erosie is gevormd. Kort voordat je het einde van het pad bereikt,
loop je door een open gebied vanwaar je een goed uitzicht hebt over de
omgeving. Het laatste deel van de wandeling gaat vrij steil omhoog,
omdat hier wel bomen groeien heb je geen vrij uitzicht meer. Op sommige
plaatsen is het pad vrij smal; er zijn hier kettingen aangebracht
waaraan je je kunt vasthouden. Alum Cave Bluffs is geen grot, zoals de
naam doet vermoeden, maar een 30 meter hoge overhangende rots, waar veel
mineralen voorkomen. Tijdens de Amerikaanse Burgeroorlog zou hier
saltpeter zijn gevonden, dat werd gebruikt voor de productie van
buskruit.
Een mooi uitkijkpunt dat je na 13 mijl
bereikt, is de Morton Overlook, vanwaar je uitzicht hebt op Sugarland
Mountain, Mount Mingus, de Chimney Tops en over de Little Pigeon River.
Lange tijd heeft men gedacht dat Indian Gap het laagste punt was waar
je de Smoky Mountains over kon steken. In 1850 werd een nog lager punt
ontdekt, dat daarom de naam Newfound Gap kreeg. Dit punt ligt op 1538
meter hoogte op de grens van Tennessee en North Carolina, en is het hoogste
punt van de Newfound Gap Road. Bij de grote parkeerplaats zijn toiletten
aanwezig. Er zijn talrijke uitkijkpunten vanwaar je beide staten kunt zien,
de omgeving wordt op diverse borden beschreven. De Newfound Gap Road kruist
hier de Appalachian Trail, die precies op de staatgrens loopt. De staatgrens
gaat over de bergrug die de toepasselijke naam State Line Ridge draagt. |
|

Mountain Farm Museum |
|
De Clingmans Dome Road is een 7 mijl lange
zijweg van de Newfound Gap Road, die aan de zuidzijde van de State Line
Ridge (dus net in de staat North Carolina) in westelijke richting gaat. Je
rijdt hier door een spruce-fir forest. De weg is geopend van begin april tot
eind november. Aan het eind van de weg ligt een parkeerplaats, vanwaar het nog zo’n 800
meter lopen is (vrij steil omhoog) naar een 14 meter hoge observatietoren.
Je bevindt je daar op het hoogste punt in het park, en op heel heldere dagen
kan je zeven verschillende staten zien (de kans daarop is echter erg
klein!). Een van de wandelingen die je in dit gebied kan maken is de:
Andrews Bald Trail
Lengte: 5,8 kilometer (heen en terug)
Een ‘bald’ is een boomloze plek op een bergtop, die bedekt is met gras,
heide en struiken. Andrews Bald ligt bijna 3 kilometer ten zuiden van
Clingmans Dome, en is de meest eenvoudig bereikbare ‘bald’ in het park.
Het is een erg mooie plaats voor een picknick. Onderweg heb je mooie
open uitzichten naar het zuiden toe, en vooral in de lente is deze
eenvoudige wandeling erg mooi, omdat dan de azalea in bloei staat.
Na
het bezoek aan de observatietoren kan je alleen via dezelfde weg terugkeren
naar de Newfound Gap Road. Na een halve mijl kom je daar bij de Oconaluftee
Overlook, vanwaar je een spectaculair mooi uitzicht hebt over de Oconaluftee
River Valley. Je ziet hier ook hoe de Newfound Gap Road door die vallei
verder naar beneden gaat. Verderop kom je nog diverse ‘quiet walkways’ en
uitkijkpunten tegen, en ook de Collins Creek Picnic Area. Een halve mijl ten
noorden van het Oconaluftee Visitor Center kan je de Mingus Mill
bezichtigen. In deze molen, die gebouwd werd in 1886, laat een molenaar zien
hoe hier graan werd gemalen.
De laatste stop is bij het Oconaluftee Visitor Center, dat het hele
jaar door geopend is. Ook ligt hier het Mountain Farm Museum, waar je huizen
van de pioniers kan bezichtigen die oorspronkelijk op andere plaatsen in het
park stonden, maar die nu op deze plek bij elkaar zijn gezet en worden
onderhouden. Van de lente tot en met oktober geven gekostumeerde
parkemployees hier demonstraties over het oude farmleven. Zij weven kleding,
spinnen wol, gebruiken oude gereedschappen enzovoort. Het museum is gratis
toegankelijk.
Oconaluftee River Trail
Lengte: bijna 5 kilometer (heen en terug)
Beginpunt: bij het Mountain Farm Museum
Je loopt over een eenvoudig begaanbaar pad langs de Oconaluftee River
tot aan het bord dat bij de ingang van het park staat, aan Route 441.
Tijdens deze rustige wandeltocht zie je allerlei verschillende
boomsoorten en wilde bloemen, waarvan sommige bloeien in de lente,
andere in de herfst. |
|

Mingus Mill |
|
Fontana Lake
De zuidelijke parkgrens loopt gedeeltelijk door Fontana Lake, een kunstmatig
meer dat is ontstaan nadat in de Little Tennessee River een 146 meter hoge
dam werd gebouwd, de Fontana Dam. Het meer heeft een kustlijn van bijna 400
kilometer, en een oppervlakte van 47 km². In deze mooie omgeving kan je
varen, waterskiën en vissen. Klik hier voor meer informatie. Deep Creek Area
Dit is een rustig gebied in het zuiden van het park, dat vooral bekend is
vanwege de watervallen die je daar aantreft. Rijd eerst naar het plaatsje
Bryson City, dat ten zuiden van het park ligt, en neem daar de West Deep
Creek Road. Deze weg stopt vrijwel direct nadat je de parkgrens bent
gepasseerd, er ligt daar een parkeerplaats.
Juneywhank Falls Trail
Lengte: 1 kilometer (heen en terug)
Beginpunt: bij de Deep Creek Parking Area
Vanaf de parkeerplaats ga je over een afstand van 400 meter
heuvelopwaarts; je hoort de waterval al enige tijd voordat je ‘m
daadwerkelijk kan zien. De naam van de waterval is afgeleid van een term
van de Cherokee Indianen, die kan worden vertaald als ‘de plaats waar
beren oversteken’. Juneywhank Falls is 24 meter hoog, en het water
stroomt na de val verder richting Deep Creek, onder een houten brug
door.
Tom Branch
Falls Trail en Indian Creek Falls Trail
Lengte: 3,2 kilometer
(heen en terug)
Vanaf de parkeerplaats kan je via een oude weg, die niet meer wordt
gebruikt, naar de 300 meter verder gelegen Tom Branch Falls lopen. Ook
deze waterval is 24 meter hoog; de kracht van het water is hier veel
minder dan bij Juneywhank Falls. Als je via hetzelfde pad verder loopt,
en daarna rechtsaf gaat bij Indian Creek, dan bereik je 1.300 meter
verder de bovenzijde van de Indian Creek Falls. Het water valt hier met
veel lawaai ongeveer 10 meter naar beneden. Je kan ook naar de onderkant
van de waterval lopen.
Een minder gebruikelijke activiteit is tubing, waarbij je zittend op een opgeblazen binnenband, via
de bergstroom Deep Creek stroomafwaarts kan varen. Het eerste deel van de
tocht gaat erg wild, vooral in de lente als de waterstand hoog is. Tijdens
het tweede deel is Deep Creek breder en daardoor rustiger. Er zijn
verschillende bedrijven kort voor de zuidelijke ingang van het park die
banden verhuren; sommigen daarvan hebben kleedkamers en douches. Je rijdt
zelf met de auto naar het eindpunt, en loopt vandaar 1600 meter met de band
naar het beginpunt. |
|
In de zuidoost hoek van het park ligt Balsam
Mountain, waar een van de zeldzame Spruce-fir forests te vinden is. Je kan,
met bijvoorbeeld het Oconaluftee Visitor Center als startpunt, een mooie rit
maken rondom deze berg. Vlakbij het Visitor Center begint de Blue Ridge Parkway, een 469 mijl lange
scenic road die helemaal doorloopt tot aan Shenandoah National Park in de staat
Virginia. Ongeveer 11 mijl ten westen van het Visitor Center ligt de afslag
naar de Heintooga Ridge Road, en via deze weg rijd je de zuidoost hoek van
het park binnen. Nabij de Heintooga Picnic Area gaat de verharde Heintooga
Ridge Road over in de onverharde eenrichtingweg Balsam Mountain Road. Deze
weg slingert om Balsam Mountain heen, eerst omhoog, en vervolgens weer
omlaag naar de Straight Fork Valley. De weg verlaat het park aan de
zuidzijde, en komt dan uit in het Qualla Cherokee Indian Reservation. Via de
Big Cove Road rijd je terug naar de omgeving van het Visitor Center. Je kan
hier (buiten het park) nog de erg mooie waterval Mingo Falls bekijken. De
Balsam Mountain Road is geopend van half mei tot eind oktober, grote voertuigen zoals motorhomes
mogen geen gebruik maken van de weg. Uiteraard zijn ook in dit gebied veel
wandelpaden aanwezig, de Flat Creek Falls Trail wordt beschouwd als een van
de mooiste eenvoudige trails:
Flat Creek Falls Trail
Lengte: 4 kilometer (heen en terug)
Hoogteverschil: 120 meter
De trail begint nabij de Heintooga Picnic Area, en meteen al in het
begin kan je genieten van een weids uitzicht over de omgeving. Je volgt
Flat Creek over een redelijk vlak pad door een open grasgebied. Het doel
van de wandeling is Flat Creek Falls, waar het water in enkele etappes
ongeveer 22 meter omlaag valt. |
|
In
het uiterste oosten van het park zigzagt de smalle en deels onverharde Cove
Creek Road door Catalochee Valley; deze rustige, afgelegen vallei wordt
omringd door pieken van meer dan 1800 meter hoogte. Vroeger woonde hier een
welvarende groep van ongeveer 1200 mensen, van wie de laatsten het gebied
pas rond 1960 hebben verlaten. Nu leven hier alleen nog enkele kuddes
elanden, die vooral tijdens zonsopgang en zonsondergang te zien zijn op de
velden rondom Cove Creek Road.
In de Catalochee Valley vind je een Ranger Station (in een van de oude
woningen), de Catalochee Primitive Campground, en een horsecamp (een camping
alleen voor mensen met paarden). De wandelpaden in dit gebied hebben een
gezamenlijke lengte van 37 mijl; er is ook volop gelegenheid voor
paardrijden.
Je kan de Cove Creek Road bereiken vanaf
Interstate 40. Vanuit het noorden neem je Exit 451, vanwaar je via een
bochtige onverharde weg het park in kan rijden. Deze weg is soms slecht
begaanbaar (zeker bij slecht weer), een auto met vierwielaandrijving wordt
aangeraden. De toegang vanuit het zuiden is wel met een gewone personenauto
te doen: neem dan Exit 20 en volg de borden naar Route 275 en de Cove
Creek Road. |
|
Wandelen
Het aantal wandelpaden in Great Smoky Mountains National Park is erg
groot, de totale lengte ervan bedraagt ongeveer 1300 kilometer. In
slechts twee nationale parken (Yellowstone en Yosemite) tref je nog meer wandelpaden
aan. Hierboven staan enkele van de meest populaire trails beschreven;
voor informatie over de vele andere mogelijkheden kan je terecht bij de
Visitor Centers in het park.
In het oosten van de Verenigde Staten loopt een 3.488 kilometer lang
wandelpad, de Appalachian Trail, van de staat Maine naar Georgia. Ruim 110 kilometer daarvan ligt binnen
de grenzen van Great Smoky Mountains National Park.
Fietsen
Hoewel fietsen op de meeste wegen in het park (en ook op enkele trails)
is toegestaan, is het over het algemeen geen populaire activiteit. Veel
wegen zijn erg steil, en het drukke autoverkeer maakt het voor fietsers
ook niet echt prettig. De voornaamste uitzondering is de Cades Cove Loop
Road, de 11 mijl lange route wordt veel door fietsers gebruikt. Je kan
fietsen huren bij de Cades Cove Campground Store.
Paardrijden
Je kan op vier plaatsen in het park paarden huren, voor ongeveer $ 20,-
per uur. De stallen liggen in Cades Cove, Smokemont, Smoky Mountain en
Sugarlands, en zijn geopend van midden maart tot eind november. Er zijn
ook vijf horsecamps in het park, campings speciaal voor mensen die hun
eigen paard meenemen. Paardrijden is toegestaan op trails met een totale
lengte van 550 mijl. Bij de Visitor Centers kan je kaarten krijgen
waarop die staan aangegeven. In Cades Cove kan je ook een tocht maken
met een door een paard voortgetrokken kas.
Wildlife Watching en Bird Watching
Omdat Great Smoky Mountains National Park een van de meest gevarieerde
ecosystemen ter wereld is, biedt het plaats aan talloze vogel- en
diersoorten.Er
is veel dichte vegetatie in het park, daardoor is het niet altijd
makkelijk vogels en dieren op te sporen. Cades Cove en Cataloochee
hebben grote open ruimtes, en zijn daarom het meest geschikt voor
wildlife watching.
Het park is een van de weinige plaatsen in het oosten van de Verenigde
Staten waar de bruine beer nog in het wild voorkomt; er leven er hier
nog zo’n 1.800. Verder leven er o.a. elanden, coyotes, vossen, wasberen,
eekhoorns, wilde zwijnen en vele reptielsoorten.
Tubing
In het zuiden van het park kan je, zittend op een opgeblazen binnenband,
via de bergstroom Deep Creek stroomafwaarts varen. Het eerste deel van
de tocht gaat erg wild, vooral in de lente als de waterstand hoog is.
Tijdens het tweede deel is Deep Creek breder en daardoor rustiger. Er
zijn verschillende bedrijven kort voor de zuidelijke ingang van het park
die banden verhuren; sommigen daarvan hebben kleedkamers en douches. Je
rijdt zelf met de auto naar het eindpunt, en loopt vandaar 1600 meter
met de band naar het beginpunt.
Wintersport
De Clingmans Dome Road is tijdens de wintermaanden gesloten voor
gemotoriseerd verkeer. Deze route wordt dan gebruikt voor cross-country
skiën en voor sleeën.
Watersport
In Fontana Lake, waar de zuidgrens van het park loopt, kan je varen en
waterskiën. Klik hier voor meer informatie. |
|
Tijdens de lente is het
weer in Great Smoky Mountains National Park erg onvoorspelbaar. De ene
dag kan het aangenaam zonnig weer zijn, de volgende dag kan het regenen
of zelfs sneeuwen. In april ligt de temperatuur in de laag gelegen
gebieden ergens tussen 7º en 20° Celcius, in de hoog gelegen gebieden is
het een stuk koeler (tussen het vriespunt en 14º Celcius). De wilde
bloemen zijn op hun mooist eind april en begin mei.
In de zomer loopt de temperatuur op tot 16° à 32º C (in de lage
gebieden) en tot 12° à 18° C (in de hoge gebieden). Het is dan vaak erg
vochtig, vooral ’s avonds is er een grote kans op stevige buien. Vanwege
de grote kans op heiïg weer, kan je vanaf de hoog gelegen uitkijkpunten
niet altijd ver om je heen kijken.
In de herfst zijn de weersomstandigheden erg prettig (13º à 29° C – lage
gebieden; 8º à 16° C – hoge gebieden), er is dan veel minder neerslag en
de nachten zijn meestal kraakhelder. De spectaculaire herfstkleuren
beginnen midden september op te komen in de hoog gelegen gebieden en
bereiken hun hoogtepunt in het begin van oktober; de lager gelegen
gebieden zijn vooral in het begin en midden van oktober aan de beurt.
De wintertemperaturen zijn heel mild (lichte vorst tot
10º C in de lage gebieden; -7° tot enkele graden boven nul in de hoge
gebieden). |
|
|
|

Cades Cove Historic District, Great Smoky Mountain National Park, Tennessee |
|
ACCOMmODATIE |
Campings
Er
zijn 10 campings met toiletten en met koud water, maar er zijn nergens
douches en er is ook geen electriciteit. Bij elke plaats staat een barbecue
en een picknicktafel. Er zijn drie campings waar je plaatsen in de zomer en
herfst kan reserveren, het gaat om Elkmont, Smokemont en Cades Cove. Verder
wordt gewerkt volgens het ‘first come, first served’ principe.
Backcountry camping is alleen toegestaan als je in het bezit bent van een
(gratis) permit, en alleen op de daarvoor aangewezen plaatsen. Klik hier voor meer informatie.
Hotels
Er zijn geen hotels of cabins in het park, met uitzondering van de Le Conte Lodge.
Dit is een vrij uitzonderlijke plek om te overnachten; je kan deze lodge
namelijk alleen te voet bereiken. Je hebt daarbij de keuze uit vijf trails
die verschillend zijn in moeilijkheidsgraad; de kortste maar ook de steilste
(de Alum Cave Bluffs Trail) neemt al ongeveer vier uur in beslag (enkele
afstand). Er zijn wel talrijke overnachtingsmogelijkheden in de
plaatsen rondom het park. |
|
|
Behalve de Visitor Centers en de kleine
campingwinkel bij Cades Cove Campground zijn er geen bezoekersfaciliteiten
in het park. In de plaatsen rondom het park, zoals Gatlinburg, Townsend en
Cherokee, zijn volop restaurants, gift shops, winkels en tankstations
aanwezig. |
|
|
 |
|
|
|