 |
|
 |
Reisverslag 2010 ~ Pagina 1 |
|
Hawaiï en Californië…. dat moest het gaan worden deze keer. Tijdens mijn voorbereidingen kwamen er volop mooie dingen voorbij, vulkanen, prachtige kusten, kleurrijke planten…. we zouden onze tijd in Hawaiï makkelijk vol kunnen krijgen. Het enige probleem was, dat ons gevoel erbij niet klopte. Geen enthousiasme, geen “was het maar alvast zo ver”-ongeduld. Geen rode rotsen, dat deed pijn. Niet de vrijheid van de hele vakantie je eigen SUV, koelbox en stoeltjes, maar juist meer geregel in verband met het island hoppen…. het stond ons helemaal niet aan. Dus hoe mooi Hawaiï ons ook lijkt, na een paar weken besloten we de eilanden helemaal over te slaan en ons te gaan richten op Californië, Nevada en de rode rotsen van Utah.
Kijk, dat voelde veel beter! Ons lijstje met wensen werd steeds langer, en de koffers werden ook langzaam aan gevuld. Drie dagen voor de geplande vertrekdatum waren we helemaal startklaar, alleen nog wat schone sokken van de waslijn plukken en de tandenborstels in de toilettas doen, en we konden weg. Alleen dacht de IJslandse vulkaan Eyjafjallajökull daar duidelijk anders over…. De eerste berichten over de aswolk die mogelijk het vliegverkeer zouden kunnen hinderen, op donderdagochtend, nam ik nog niet al te serieus. Ach, de pers houdt nu eenmaal van paniek zaaien, het zou allemaal zo’n vaart niet lopen. Maar helaas, het luchtruim ging wél dicht en wij hoefden onze tandenborstels niet in te pakken!
Vanaf het moment dat het duidelijk werd dat we op zondagochtend niet zouden kunnen gaan vliegen zijn we gaan proberen om onze vlucht om te zetten naar een latere datum. Volgens de site van de KLM zouden we dat zelf kunnen doen, online. Helaas, één schermpje verder zaten we al muurvast en viel er dus helemaal niks te wijzigen. Dan maar telefonisch, dachten we. Maar elke keer als we de KLM belden, kregen we een bandje met de frustrerende tekst: “Wij kunnen u momenteel niet te woord staan en verbreken de verbinding”. Ondanks de herhaalde media-oproep om niet naar Schiphol te gaan hebben we toch serieus overwogen om dat wél te doen, we zagen immers geen andere mogelijkheid om met de KLM in contact te komen. Gelukkig lukte het op zondagochtend plotseling wel om verbinding te krijgen en vooral ook: te houden. We hebben erg lang in de wacht gehangen, meer dan een uur, maar toen kregen we dan toch eindelijk een medewerkster van de KLM aan de lijn. Een zeer vriendelijke, behulpzame medewerkster die voor ons nog twee plaatsjes wist te vinden op een vlucht van Amsterdam naar Los Angeles op vrijdag 23 april. Een fijn gevoel na drie dagen vol onzekerheid.
Het wijzigen van de autohuur en de motelovernachtingen ging gelukkig allemaal prima. We hielden er zelfs geld aan over, Eautohuur stortte zonder problemen de huurkosten voor de eerste vijf dagen terug. En, nog veel belangrijker, Hans z’n baas Camiel Eurlings kwam persoonlijk op tv vertellen dat het luchtruim weer open ging en dat we op vrijdag toch écht naar Los Angeles zouden kunnen vliegen! |
|
DE ROUTE
Dag 1 : Schiphol - Los Angeles - Corona
Dag 2 : Corona - Borrego Springs
Dag 3 : Borrego Springs - Ladder Canyon - Joshua Tree National Park
Dag 4 : Joshua Tree National Park - Tuba City
Dag 5 : Tuba City - Navajo Nation - Page
Dag 6 : Page - Edmaiers Secret - Page
Dag 7 : Page - RimRocks - Kanab
Dag 8 : Kanab - Valley of Fire State Park - Overton
Dag 9 : Overton - Cathedral Gorge State Park - Beatty
Dag 10 : Beatty - Death Valley National Park (Titus Canyon)
Dag 11 : Beatty - Death Valley National Park (Racetrack Playa, Lost Burro Mine, Echo Canyon)
Dag 12 : Beatty - Death Valley National Park (Charcoal Kilns) - Trona Pinnacles - Alabama Hills - Lone Pine
Dag 13 : Lone Pine - Alabama Hills - Mono Lake - Lee Vining
Dag 14 : Lee Vining - Bodie State Historic Park - El Portal
Dag 15 : El Portal - Yosemite National Park - El Portal
Dag 16 : El Portal - Yosemite National Park - Kings Canyon National Park
Dag 17 : Kings Canyon National Park - Sequoia National Park - King City
Dag 18 : King City - Pinnacles National Monument - Monterey
Dag 19 : Monterey - Bean Hollow State Beach - Mill Valley
Dag 20 : Mill Valley- Muir Woods National Monument - San Francisco (China Town)
Dag 21 : San Francisco (Alcatraz)
Dag 22 + 23 : San Francisco - Parijs - Schiphol
|
|
Dag 1 : vrijdag
23 april : schiphol - los angeles - Corona |
|
Gereden: 77 mijl
Het was chaotisch druk op Schiphol. De doorgang naar vertrekhal 2 was afgesloten, en dat was nou net de plek waar wij naar toe wilden. Het Schiphol-personeel dirigeerde iedereen naar buiten, en het is toch knap onhandig als zo’n lange rij mensen, de meesten met koffers en rugzakken, allemaal door dezelfde draaideur heen moeten. In optocht liepen we via de buitenzijde naar de volgende deur, waar we weer naar binnen mochten. Even later stonden we dan toch bij het bagage-afgiftepunt, toen ik de mensenmassa zag die daar nog voor ons stond schoot ik zowaar nog even in de stress! Niet nodig, natuurlijk, want we hadden nog volop de tijd. Gelukkig ging het vanaf dat moment weer heel vlot, de lange rij mensen werd heel snel weggewerkt en we waren toch best snel aan de beurt. Dit was de eerste en gelukkig meteen ook laatste kleine hindernis tijdens onze heenreis. Want vanaf het moment dat we onze koffers hadden ingeleverd, ging alles van een leien dakje.
Toen we bij de gate zaten te wachten tot het moment dat we aan boord van het vliegtuig mochten gaan, merkten we dat er een complete schoolklas met jongeren van een jaar of 17, 18 tegelijk met ons naar Los Angeles zou vliegen. Even wat consternatie, blijkbaar was er één klasgenote ergens achtergebleven omdat haar papieren niet in orde zouden zijn, zo begreep ik uit de telefoongesprekken die over en weer werden gevoerd. Even later het verlossende bericht…. alles was toch nog in orde gekomen en de hele klas mocht mee.
In verband met de omboeking hadden we niet, zoals gebruikelijk, stoelen bij het raam. We zaten midden in het vliegtuig, met links naast Hans een wat oudere man – een Rus, zoals later bleek – en rechts naast mij een jonge Amerikaan. Die Amerikaan vertelde dat hij samen met zijn familie een vakantie in Europa had doorgebracht, ze hadden al dagenlang terug moeten zijn maar de aswolk had ook hen parten gespeeld. Ze waren tijdens hun oponthoud prima opgevangen, maar ze waren toch wel blij dat ze nu eindelijk naar huis toe konden. De familie zat her en der over het vliegtuig verspreid, net zoals de groep jongeren.
Op de drie stoelen aan de raamkant zaten twee van de jongeren en naast hen – aan het gangpad – de grootvader van de Amerikaanse familie. De jongeren begonnen aan een stoelendans, wie zit naast wie, wil jij met mij ruilen… tot drie keer toe werd – heel beleefd, dat wel – aan grootvader gevraagd of hij even op wilde staan omdat er toch weer iemand anders naast hem kwam zitten. Hij raakte duidelijk geïrriteerd, begon steeds stugger te kijken.
Ondanks al het geruil en geschuif kon de groep één probleem niet oplossen, een meisje zat helemaal alleen tussen vreemden en net zij kon de spanning ineens niet meer aan. Helemaal overstuur, dikke tranen…. De stewardessen begonnen zich nu ook met de stoelendans te bemoeien, zij deden hun uiterste best om de twee verspreide groepen weer wat dichter bij elkaar te krijgen. De Amerikaanse familie was volop bereid om mee te werken, behalve opa…. hij was onverbiddelijk. Ik blijf zitten waar ik zit en ik sta niet meer op! Pas na flink aandringen door de kleinzoon liet hij zich overhalen om op een andere stoel te gaan zitten, zodat het meisje dat zo overstuur was toch bij haar klasgenoten kon gaan zitten.
Toen eindelijk iedereen definitief een zitplaats had gekregen, konden we vertrekken. Urenlang op ons kleine plekje…. beetje lezen, beetje doezelen, spelletje doen…. terwijl je daar zit lijkt het lang te duren maar achteraf heb je toch steeds het gevoel van goh, is het alweer voorbij, toch wel snel! Heel toevallig zaten ook A&J bij ons in het toestel, mede-Amerika fans met wie we regelmatig contact hebben. Echt toevallig dat we nu – vanwege die aswolk – tegelijk in het vliegtuig zaten. Wel heel leuk natuurlijk, de tijd gaat toch sneller als je zo gezellig wat bij kunt kletsen.
Ook de Rus die naast Hans zat hield ons flink bezig. In zeer gebrekkig Engels probeerde hij van ons te weten te komen wat hij nu precies aan groene en witte formulieren in moest vullen. Hij snapte er echt helemaal niets van, waar moest nu een paspoortnummer worden ingevuld en welke datum moest op welke regel? En moest zijn vrouw wel een groen formulier maar geen wit formulier? Tja, we weten wel wat je als Nederlander zoal in moet vullen maar hoe dat zit voor mensen met de Russische nationaliteit, daarvan hebben wij echt geen idee? Probeer dat maar eens uit te leggen aan iemand die vrijwel geen Engels verstaat…
Precies op de geplande tijd landden we in Los Angeles. Zoals gebruikelijk stuurde Hans meteen even een SMS-je naar Melanie en Rob om hen te laten weten dat we veilig waren aangekomen. “Touch down”, zo luidde zijn berichtje. Waarop we een SMS-je terugkregen van Rob met de tekst “hier ook touch down”. Tja, net vandaag was hij samen met Elina overgehuisd naar hun appartement in Nijmegen…
Terwijl we in de rij stonden voor Immigration zagen we het Russische echtpaar kort voor ons staan. “O jee, niet in dezelfde rij gaan staan,” zeiden we nog tegen elkaar, “die gaan vast heel lang werk krijgen bij de Immigration Officer!”. Ook A&J stonden een paar rijen voor ons, net te ver van ons vandaan om hen nog te kunnen spreken. Maar we konden elkaar wel zwaaiend een goede reis toewensen. Gelukkig belandden we niet achter het Russische echtpaar, de Immigration Officer die ons het land binnen mocht laten deed niet moeilijk (Hans hoefde niet eens al zijn vingerafdrukken te laten nemen!), en dus stonden we al heel snel bij de bagageband. Onze koffers kwamen er meteen al aanrollen.
Ook bij Dollar Rent-a-Car ging alles prima. Wij vonden de baliemedewerker die ons hielp heel erg aardig (ja, toen nog wel !! ). Even kletsen over wat we van plan waren tijdens onze vakantie. En dat we het zo goed getimed hadden dat we net nu naar Amerika waren gevlogen, geen last meer van de aswolk dus. We legden hem uit dat we eigenlijk al vijf dagen eerder hadden moeten aankomen, hij was nog steeds blij voor ons dat het niet andersom was gegaan. Stel je voor dat we in Amerika hadden gezeten en niet terug naar huis hadden gekund? Hij moest wel erg lachen toen wij hem er van verzekerden dat we dát nou juist niet erg zouden hebben gevonden. De man vroeg of ook ik als bestuurder op de papieren moest worden vermeld, waarop ik hem vertelde dat ik geen rijbewijs heb. “Oh, that’s too bad…” was zijn reactie. Waarop Hans: “No, that’s very good…” Weer volop lachen, natuurlijk.
Even later reden we het drukke Los Angeles verkeer in met een mooie lichtgrijze Jeep Grand Cherokee. Goeie banden eronder, reserveband, krik, fourwheel drive, precies wat we nodig hadden. Na een half uurtje rijden begon ineens het “één van de banden is lek”-lampje op het dashboard te branden!! O nee hè… dat zoiets gebeurt na vierhonderd mijl dirtroad kunnen we accepteren maar toch niet op een snelweg, niet al op de eerste dag! Meteen maar even een stopplek zoeken en alles controleren. In alle banden leek volop lucht te zitten, zo op het oog was er niets aan de hand. Maar toch word je er wel even onzeker van hoor, van zo’n signalering.
Het lampje bleef branden, maar de auto bracht ons toch zonder problemen naar de WalMart, en daarna – met onze gloednieuwe koelbox, stoeltjes en een tas vol boodschappen – naar ons eerste motel. Waar we tot de conclusie kwamen dat de heenreis weliswaar minder vermoeiend was geweest dan tijdens andere jaren (dat rechtstreeks vliegen is ons prima bevallen!), maar dat we het nu toch wel begonnen te voelen dat we inmiddels dik 20 uur wakker waren. Niet dat we al direct naar bed zijn gegaan, daarvoor was het echt nog te vroeg. Maar rond 9 uur (Amerikaanse tijd) kropen we toch onder de dekens, en een paar minuten waren de luikjes bij ons allebei al stevig dicht! Al gingen ze ’s nachts (geen idee hoe laat het was) ook bij allebei weer even abrupt open, toen we luid en duidelijk hoorden dat er tassen werden opgeritst. Zo luid en duidelijk, dat we er echt even van overtuigd waren dat er iemand bij ons op de kamer zat. Maar het was vals alarm…. het geluid kwam bij nader inzien (nader luisteren, beter gezegd) toch van de buren vandaan! |
|
Dag 2 : zaterdag 24 april : corona - borrego springs |
|
Gereden: 198 mijl
Om 9 uur ’s ochtends hadden we al een rit (een hele mooie rit!) van ruim 100 mijl achter de rug. De weg naar Anza Borrego Desert State Park loopt al kronkelend door een prachtig gebied met groen begroeide heuvels en her en der verspreide boulders. De dalen gingen half schuil in de mist, en dat maakte het allemaal nog net wat mooier. Het Visitor Center van het park ging open precies op het moment dat we daar arriveerden, we konden dus meteen ons vragenlijstje voorleggen aan een van de vrijwilligers daar. Helaas, de man was bepaald geen verteller. Geen enthousiaste reacties op de plekjes die we thuis al hadden uitgezocht, geen tips, geen aanvullende informatie…. Van A&J, die tegelijk met ons naar Los Angeles waren gevlogen, hadden we gehoord dat in het park ook een Nederlandse vrouw werkt. We hoopten dat de man het leuk zou vinden als we naar haar zouden informeren, maar nee hoor, hij bevestigde dat hij haar kende maar verder ging hij er niet op in. Jammer, we hadden vooraf gehoopt om hier in het Visitor Center nog een paar details ingevuld te krijgen, maar het was duidelijk dat we bij deze vrijwilliger aan het verkeerde adres waren. Op het moment dat we weer buiten stonden, en nog even wat foto’s stonden te maken van de planten rondom het Visitor Center, kwam de man ons onverwacht nog achterna. Met een folder over het park, helemaal Nederlandstalig. Niet dat daar de informatie in vermeld stond waar we naar op zoek waren, maar we vonden dit toch wel heel aardig van hem.
Het was nog een half uurtje rijden van het Visitor Center naar ons eerste doel in het park. Echt spannend vonden we het niet onderweg, de omgeving was vrij saai en het gehucht Ocotillo Wells, waar we doorheen reden, zag er zomaar troosteloos uit. Veel oude, afgeleefde campers met nogal wat rotzooi er omheen. Maar ook veel quads en bikes, het was duidelijk dat Anza Borrego een El Dorado is voor off road vehicles. We hoopten maar dat het voorbij Ocotillo Wells wat mooier zou worden.
En ja hoor, het werd mooier! Toen we de brede, zanderige Fish Creek Wash inreden voelden we ons al snel weer in ons element, zo helemaal alleen op de wereld midden tussen de badlands. Na een paar mijl zagen we links van ons de rotsformatie Elephant Knees, ons eerste doel van deze vakantie. Een hike van een halve mijl heen en een halve mijl terug, mooi dus om de beenspieren die nog stijf aanvoelden van de vliegreis van gisteren even wakker te schudden. Er liep geen zichtbaar pad richting de Elephant Knees, we moesten dus zelf onze weg zoeken. Wat overigens niet moeilijk was, we volgden een brede wash, daarna een smalle wash en vervolgens een nog smaller washje, we klommen over een heuveltje heen en voila, daar lag de mooie rots met al zijn geknikte ribbels vlak voor ons. Overigens waren het niet zozeer de Elephant Knees waarvan ik onder de indruk raakte, maar meer de omgeving in z’n geheel. Vanaf een heuveltje konden we 360˚ rondom ons heen kijken, en als ergens het woord ‘desolaat’ van toepassing is, dan is het hier wel. Een landschap met kale, enigszins grauwe heuvels om ons heen…. toen we de omgeving goed in ons opnamen zagen we dat er toch ontzettend veel verschillende tinten in voorkwamen. De heuvels vlak onder onze voeten waren geel, wat verderop zagen we lichtbruine, donkerbruine en bijna zwarte heuvels, ook veel grijze tinten. Op de achtergrond hogere heuvels, ook al 360˚ rondom ons heen. En absolute stilte….
De twee volle dagen die we voor Anza Borrego hadden gepland, waren vanwege de aswolk teruggebracht tot één dag. Eigenlijk hadden we Fish Creek willen rijden tot aan de versmalling in Sandstone Canyon, maar ja, we moesten een aantal dingen van onze planning schrappen en dit was er dus een van. We zijn de wash nog een paar mijl verder ingereden, tot aan de plek waar een stel flinke rotsblokken van de naastgelegen wand naar beneden waren gevallen. De oorzaak: een aardbeving in Mexico, een paar weken geleden. Dat moet een flinke klap hebben gegeven zeg! Bij de rockfall hebben we wat foto’s gemaakt, daarna zijn we omgedraaid en via dezelfde weg weer teruggereden.
Dicht bij Elephant Knees hadden we nog een tweede hike gepland, naar de rotsformatie Wind Caves. Op het moment dat we de auto bij de trailhead hadden geparkeerd hoorden we plotseling een oorverdovend lawaai…. echt van het ene op het andere moment zaten er ineens twee straaljagers recht boven onze hoofden. Ze maakten een paar schijngevecht-bewegingen, daarna verdwenen ze al even abrupt als dat ze waren verschenen. Het geluid stierf niet langzaam weg, zoals je eigenlijk zou verwachten, het was echt op het ene moment een verschrikkelijk lawaai en een paar seconden later alweer doodse stilte. Heel apart was dat.
We kwamen er al gauw achter waarom het korte wandelingetje naar de Wind Caves niet als ‘easy’ was aangemerkt maar als ‘moderate’, jee wat was die klim ontzettend steil zeg. En het was ook flink warm... 30 graden Celcius waren we niet meer gewend natuurlijk. Het was maar een halve mijl lopen, maar het lukte me niet om het in één keer te doen. Even zitten onderweg hoor, even mijn arme kuiten rust gunnen. Na een korte pauze kon ik weer verder, en niet veel later zagen we de Wind Caves voor ons liggen. Rotsen van een paar meter hoog, die bestaan uit een heel poreus gesteente waar veel gaten in zitten. Om eerlijk te zijn, we vonden de Wind Caves niet echt geweldig. Aardig om eens te zien, maar zeker geen topper. We hadden meer belangstelling voor de prachtige Carrizo Badlands die we achter ons zagen liggen. Ook de Elephant Knees waren vanaf deze plek heel goed te zien, we ontdekten daar een pad dat we vanochtend nog hadden gemist. Een groepje sportievelingen was daar bezig aan een flinke klim, steil tegen de Elephant Knees omhoog. Nou, ik was blij dat we dat niet hadden gedaan vanmorgen, die zware klim naar de Wind Caves was voor mij echt wel genoeg op deze eerste vakantiedag.
Eén plek waar we perse naar toe wilden, hier in Anza Borrego, was The Slot. The Slot is de weinig originele naam voor een kleine slotcanyon, dicht bij Ocotillo Wells. Eerst nog een stukje dirtroad rijden, en toen stonden we bij de ingang. Tenminste, daar gingen we van uit. Want echt duidelijk was het niet, moesten we nu wel of niet via die steile helling naar beneden? We zagen geen andere mogelijkheid, dit moest dan toch echt de plek zijn om de slotcanyon binnen te gaan. Voor Hans bleek de steile helling een makkie te zijn, maar ik had het er toch wel moeilijk mee. De hitte, de zware klim naar de Wind Caves die nog in mijn benen zat, het tijdverschil dat ik ook begon te voelen… ik zat even niet lekker in mijn vel. Jammer, want we bleken hier met The Slot toch echt een aanrader te hebben gevonden. Klein, smal, op het eerste gezicht wat kleurloos maar – als je even aandachtig kijkt – toch met heel veel mooie kleurnuances in de wanden. Voor slotcanyonliefhebbers (wij dus) is dit echt een prachtige kloof om even een uurtje in door te brengen. Vooral die hele smalle passages zijn leuk… Ik geloofde mijn ogen niet toen we ineens, op een iets bredere plek, twee jeeps in de canyon zagen staan!! Met Very High Clearance en hele stevige banden, heel iets anders dus dan onze Grand Jeep Cherokee. Dat is toch wel het allerlaatste dat je verwacht in een slotcanyon. Het maakte één ding meteen heel duidelijk: voorbij deze plek zouden we geen smalle gedeeltes meer tegenkomen!
Ik had echt wel even genoeg rotsen en canyons gezien, we besloten daarom om ons motel op te gaan zoeken. Meestal reserveren we niet van te voren, maar de overnachting in Stanlunds Resort hadden we al wel vastgelegd. Ik had heel wat ge-emaild met dit motel de afgelopen weken, twee nachten reserveren, twee nachten annuleren, een nieuwe nacht reserveren…. mijn naam was dus inmiddels wel bekend hier. Bij de receptie stond een man die ik het best kan omschrijven als ‘een oude hippie’. Hij verraste ons door ons zomaar in onze eigen taal te begroeten… eerst nog wat aarzelend, op vragende toon “Nederland?”, en na onze verbaasde reactie meteen heel enthousiast “Goedemiddag, Henriëtte Meulenbroeks”. In half Nederlands, half Engels vertelde hij dat hij in 1974 en 1975 in Nederland had gewoond, een tijdje in Amsterdam en een tijdje in de buurt van Nijmegen. Hij vond het zo leuk om Nederlanders in zijn motel te krijgen, dat hij ons de beste kamer had gegeven. Zei hij. Wat natuurlijk niet wil zeggen dat we dat ook echt geloofden, maar ach, we vonden de ontmoeting wel heel leuk en onze hippie zelf genoot er ook zichtbaar van dat hij zijn herinneringen aan die goeie ouwe tijd weer op kon halen.
Onze kamer bleek geen kamer te zijn, maar een huisje! Een aparte woonkamer met tv, salontafel en bankstel. Een complete keuken, met een magnetron, een oven en een grote koelkast. Een aparte slaapkamer. Het was dus groot, maar helaas niet mooi. Oud, afgeleefd, een douche die ik er niet echt lekker uit vond zien. Ik was er niet treurig om dat we hier niet twee nachten zouden blijven, zoals we oorspronkelijk hadden gepland, maar slechts een nacht. De oven was te smerig om er zelfs maar naar te kijken, maar de magnetron zag er gloednieuw en dus ook nog heel schoon uit. Dat bracht ons op het idee om even naar de supermarkt te rijden en een paar magnetronmaaltijden te halen, we hadden geen zin om een restaurant te gaan zoeken. Na het eten heb ik nog even heerlijk buiten op ons privé terrasje gezeten, met een mooi boek uiteraard, terwijl Hans binnen onze eerste foto’s veilig stelde. Ik keek uit op het zwembad, waar het behoorlijk druk was met andere motelgasten. Hmmm, ik geloof dat wij een beetje uit de toon vielen hier, onze mede-gasten waren allemaal stoere bikers. Je kent het type wel, zwarte leren jacks, lange baarden, een paar al even ruige dames in hun gezelschap….
’s Avonds zijn toch nog even op pad gegaan. De Fonts Point Wash was al even breed als de Fish Creek Wash waar we vanochtend reden, en zelfs nog een heel stuk zanderiger. We moesten flink doorrijden, als je te weinig vaart maakt op zo’n zanderige ondergrond dan loop je immers het risico dat je vast komt te zitten. Aan het einde van de wash bereik je een uitkijkpunt vanwaar je mijlen ver weg kan kijken over de Borrego Badlands. We hebben er even lekker rustig zitten genieten van de zonsondergang, een mooi besluit van deze eerste en meteen al erg drukke vakantiedag… |
|
 |
 |
 |
|
Dag 3 : zondag 25 april : borrego Springs - Ladder Canyon - joshua tree national park
|
|
Gereden: 173 mijl
We wilden één plek in Anza Borrego toch nog wel heel graag zien, voordat we het park uit zouden rijden. De Pumpkin Patch is een verzameling kleine ronde rotsen; we hadden het idee dat die erg fotogeniek zouden zijn, reden genoeg dus om er naar op zoek te gaan. Met in m’n ene hand de routebeschrijving en in m’n andere hand de GPS, reden we de Arroyo Salado Wash in. Het ging echt heel erg vlot, sneller dan verwacht hadden we de plek bereikt waar we, volgens de routebeschrijving, een bord met de tekst “17 Palms Turnoff” en een afslag naar rechts aan zouden moeten treffen. Maar helaas, we vonden geen bord en ook geen afslag naar rechts. Wel een naar links, maar ja, daar hadden we niets aan. We reden nog een stuk door, in de hoop verderop alsnog de juiste plek te vinden. Zonder resultaat. Dan maar even terug, misschien hadden we de afslag over het hoofd gezien. Maar hoe we ook zochten, er was echt nergens een mogelijkheid om rechtsaf te slaan. Tja, meer opties konden we niet verzinnen… om in het wilde weg verder te rijden zagen we niet zitten, daarvoor zijn de dirtroads in Anza Borrego toch wat te onvoorspelbaar. Dus zijn we, jammer maar helaas, onverrichterzake teruggereden naar de verharde weg. Natuurlijk waren we wel teleurgesteld dat we de Pumpkin Patch niet hadden gevonden, maar we hebben toch wel genoten van de rit over de Arroyo Salado Wash. Die grauwe, eenzame omgeving in Anza Borrego Desert State Park heeft toch wel een heel eigen charme.
We verlieten het park aan de oostzijde, bij de Salton Sea, en dik een half uur later bereikten we de Mecca Hills Wilderness. Waar we opnieuw een dirtroad indraaiden, de Painted Canyon Road. Die weg is 4,7 mijl lang, zo stond in mijn routebeschrijving te lezen. De GPS werd weer aangezet, zodat we goed in de gaten konden houden hoe ver we nog zouden moeten rijden. Opnieuw, net zoals vanochtend in de Arroyo Salado Wash, ging de teller op de GPS zeer voortvarend vooruit. Iets té voortvarend naar mijn gevoel, het kon toch echt niet zo zijn dat we nu al 3 mijl hadden afgelegd!! Tja, op dat moment beseften we dus wat er aan de hand was….. de GPS stond niet op mijlen, maar op kilometers ingesteld. Geen wonder dat we vanochtend die afslag niet hadden gevonden, we waren simpelweg nog niet ver genoeg de wash ingereden. Hè, nu baalden we nog erger dat we de Pumpkin Patch niet hadden gezien, wat een stomme fout zeg….
Painted Canyon maakte veel goed. De San Andreas Breuk heeft flink z’n best gedaan in deze omgeving, de rotswanden die ons omringden waren schots en scheef gedrukt en dat zag er prachtig uit. Exact na 4,7 mijl (toch handig als je weer op de GPS kunt vertrouwen) eindigde de weg bij een ruime parkeerplaats, waar al flink wat auto’s stonden. Op die plek splitst Painted Canyon zich in tweeën; wij liepen de brede rechtertak in, op zoek naar de ingang van Ladder Canyon. Die ingang ligt helemaal verstopt achter een stapel rotsblokken die ooit, lang geleden?, naar beneden zijn gevallen. Gelukkig maar dat ik dat thuis al had gelezen, want als je niet weet dat er achter die rotsblokken een slotcanyon schuil gaat, dan loop je er geheid straal aan voorbij. |
|
 |
 |
 |
|
Via de rotsblokken klommen we omhoog, de slotcanyon lag er inderdaad direct achter. Waarom die Ladder Canyon heet werd meteen al bij de ingang duidelijk, we moesten via een korte ladder (8 treden) afdalen om de canyon in te gaan. En meteen daarna weer omhoog, er stonden daar maar liefst twee ladders opgesteld. Een oude, houten ladder die eigenlijk net te kort was. En een nieuwe, metalen ladder die gelukkig net een stukkie hoger kwam. Toen we ook dit obstakel hadden overwonnen, werd de bodem vlak. En, zoals je van een goede slotcanyon mag verwachten, het was er smal. Niet supersmal, we konden zowaar overal rechtuit blijven lopen. De wanden waren heel ruw, met veel ruige uitsteeksels en vormen. En een meter of twintig hoog, zo schatten we. Op gegeven moment bereikten we ladder nummer 3, we moesten hier opnieuw een stuk omhoog klimmen. De ladder was eigenlijk niet lang genoeg, het laatste stuk van dit hoogteverschil moesten we zelf, ladderloos dus, via de rotswand omhoog klimmen. Eenmaal boven zagen we dat de kloof ineens veel breder werd, we hadden het einde van het slotcanyongedeelte bereikt. We konden hier kiezen: via dezelfde weg terug, of via een langere route bovenlangs. Dat was geen moeilijke keuze, natuurlijk gingen we weer via de slotcanyon. Want het blijft leuk om door die smalle kloven te lopen…
Joshua Tree National Park stond al vele jaren vol smart op een bezoekje van ons te wachten. We waren – dankzij de foto’s die we er van hadden gezien – al zo lang een beetje verliefd op dit park. Maar elke keer lag het nét te ver uit de route, tja dat komt er van als je steeds maar weer naar Utah gaat…. Onze grote wens om naar Joshua Tree te gaan heeft zeker meegespeeld bij de beslissing om op Los Angeles te vliegen, op die manier wisten we immers zeker dat het park nu wel op de route zou liggen. Kort na 1 uur ’s middags reden we het park via de zuidzijde binnen. We hadden honger gekregen van al het geklim in Ladder Canyon, dus we hebben meteen maar een picknickplek opgezocht. Lekker in de schaduw, met veel mooie planten om ons heen.
En we zagen nog veel meer mooie planten, toen we – op weg naar de noordzijde van het park – de Cholla Cactus Garden bereikten. Waar je een korte wandeling kan maken via een keurig aangelegd paadje. Nou zijn keurig aangelegde paadjes niet echt ons ding, maar, ik moet het toegeven, het was echt hartstikke leuk om door dit prachtige cactustuintje rond te lopen. Op zoek naar de meest fotogenieke exemplaren, in close-up of juist met de heuvels als contrast op de achtergrond. Ook bij de White Tank Campground maakten we een korte stop, daar zagen we voor het eerst de kleine op elkaar gestapelde rotsen die er voor hebben gezorgd dat dit park zo’n aantrekkingskracht op ons heeft. Natuurlijk moest ook de bekende Skull Rock even op de foto; de rotsen die daar in de omgeving lagen vond ik overigens nog veel mooier.
We hadden nog een hike op het programma staan, de Hidden Valley Nature Trail. Ruim anderhalve kilometer lopen tussen de rotsen en de Joshua Trees door. Ons tempo lag erg laag, want we zagen zo ontzettend veel plekjes die toch écht even op de foto moesten. Een wat oudere man kwam ons tegemoet terwijl ik net heel intensief bezig was met het zoeken van het allermooiste shot… stapje vooruit, beetje inzoomen, instellingen aanpassen… Hij zag hoe ik van de omgeving genoot en hij moest gewoon even kwijt hoezeer dat ook voor hem gold. Meer dan een heel welgemeend ‘It’s beautiful out here….” hebben we niet tegen elkaar gezegd, maar ’t was zo’n oprecht moment dat ik het toch even in dit reisverslag kwijt wil.
Eigenlijk was het onze bedoeling om tot na zonsondergang in het park te blijven, we wilden zo graag een silhouet-foto van een alleenstaande Joshua Tree in het half donker maken. Maar dan zou het wel heel laat worden vandaag, we moesten immers nog naar ons motel in Twentynine Palms rijden, douchen, een restaurant gaan zoeken…. Kortom, de inspiratie voor de photoshoot was er wel, maar de energie helaas niet meer. |
|
 |
 |
 |
|
Dag 4 : maandag 26 april
: joshua tree National park - tuba city |
|
Gereden: 473 mijl
In alle vroegte reden we Joshua Tree National Park weer in. Op weg naar het begin van de Barker Dam Trail. Op de plattegrond van het park zag ik een dun lijntje dat een kortere route naar de parkeerplaats leek aan te geven, via een onverharde weg. Ik had geen idee of er iets te zien zou zijn aan deze Bighorn Pass Road, ik had er nog nooit iets over gelezen. Maar ach, waarom die route niet even proberen? Een dergelijk voorstel “Zullen we die onbekende dirtroad eens inrijden?” hoef ik maar half uit te spreken, en Hans stuurt de auto meteen van de verharde weg vandaan, het zand op. De Bighorn Pass Road, dus. Die bleek wel héél eenvoudig begaanbaar te zijn, spannend was het dus zeker niet. Maar wel mooi, en dat is natuurlijk nog veel belangrijker. We reden door enorme velden met Joshua Trees, duizenden zagen we er! Met op de achtergrond natuurlijk ook weer veel rotsen, niet alleen de boulders die we gisteren al hadden gezien maar ook hogere, kale rotsen en rotspartijen die uit zwart gesteente bestonden. We waren hier zo dicht bij de drukke plekken van het park, en toch helemaal alleen op de wereld. Heerlijk! Kort voordat we de parkeerplaats voor de Barker Dam Trail bereikten, maakte de weg een bocht waardoor we zomaar onverwacht zicht kregen op besneeuwde bergtoppen in de verte. Samen met de Joshua Trees op de voorgrond een prachtig plaatje.
Als ik zou moeten kiezen welke trail ’t mooiste is, de Hidden Valley Trail die we gisteren hadden gedaan of de Barker Dam Trail van deze ochtend, nou, dan krijg ik het moeilijk hoor. Okay, de Barker Dam Trail wint ’t nipt; het meertje met de weerspiegeling van de omringende rotsen in het water maakt ’t toch net even wat anders. Niet alleen ’t meertje, ook de rest van de trail is geweldig mooi. Het eerste stukje van de trail loop je tussen vrij dicht op elkaar staande boulders door, daarna dus die prachtige plek bij het water, en vervolgens een vrij open gebied met veel Joshua Trees. En als laatste opnieuw tussen de boulders door. Onderweg zagen we veel hagedissen, één daarvan was wel heel apart met z’n mooie blauwe kleur. Lief dat ie even bleef poseren voor ons.
Via de overharde Queen Valley Road, opnieuw omringd door duizenden Joshua Trees, reden we terug naar de Jumbo Rocks Area. Waar we heerlijk hebben zitten picknicken, niet aan een van de picknicktafels daar – die lagen pal in de brandende zon – maar lekker op onze WalMart-stoelen beschut door de schaduw van een van die prachtige boulders. Hier zou ik wel urenlang hebben kunnen blijven….. Maar ja, we hadden nog een lange rit voor de boeg vandaag. Dus nadat we onze boterhammen op hadden en nog even lekker hadden zitten relaxen, moesten we toch weer op pad.
Via een hele slechte weg, meer gat dan asfalt, reden we naar Amboy. Het leek wel of het gesneeuwd had daar, de weg ging dwars door een gigantische zoutvlakte. Alles wit, om ons heen. Behalve dan de Amboy Crater, een zesduizend jaar oude krater die bestaat uit zwart lava-gesteente. Als die andere krater, de IJslandse Eyjafjallajökull, niet zo vervelend zou zijn geweest, dan zouden we nu naar Mojave National Preserve zijn gereden. Dit park lieten we nu dus noodgedwongen links liggen, helaas. Ergens voorbij Amboy zagen we een ambulance met zwaailichten, er was een ongeval gebeurd. Aan de kant van de weg stond een groep motorrijders. Net op het moment dat we hen passeerden werd, verborgen achter een omhoog gehouden deken, iemand de ambulance ingetild. Hè, akelig zoiets.
Hoe verder we naar het oosten reden, hoe kouder het werd. Vanmorgen in Joshua Tree haalden we vlot de 35° Celcius, maar tegen de tijd dat we Flagstaff bereikten kwam de thermometer niet meer verder dan een graad of 17. Er lag zelfs nog volop sneeuw langs de weg! Nog geen jaar geleden reden we hier ook, tijdens de laatste dag van onze vakantie toen. Het landschap had dan ook geen verrassingen meer voor ons, maar dat wil niet zeggen dat we er daarom minder van genoten. Op gegeven moment kwamen aan de horizon de eerste rode rotsen in zicht; “Kijk, daar heb je ons landschap weer”, merkte ik heel tevreden op. Hans zei niets terug, maar die hele brede grijns die op z’n gezicht stond sprak boekdelen! |
|
 |

|
|
Vorig jaar hadden we gezien dat er in Tuba City een motel werd gebouwd, handig, want veel keus in overnachtingsmogelijkheden was er tot nu toe niet, hier. We spraken af om dat motel eens binnen te lopen, even kijken hoe het er daar uitzag en hoe duur het was. Nou, dat plan ging dus mooi niet door. Want op het moment dat we Tuba City binnenreden zagen we aan de kant van de weg een groot bord staan met de aankondiging: “Moenkopi Legacy Inn & Suites: Grand Opening 27th April”. Nou zeg, wat flauw! Zijn ze net 1 dag te laat met hun openingsceremonie! We zijn dus toch maar weer naar de Quality Inn gegaan, waar we ondertussen tot de vaste cliëntèle gerekend mogen worden. |
|
Dag 5 : dinsdag 27 april
: tuba city - navajo nation - page |
|
Gereden: 129 mijl
Vooraf verwachtten we dat dit een van de meer spannende dagen van onze vakantie zou gaan worden, en ja hoor, we hadden gelijk! Na een rit via onbekende dirtroads en een stevige hike, vonden we precies dat waarnaar we deze dag op zoek gingen: prachtige roodgekleurde rotspartijen ergens op een vrijwel nooit bezochte plek in Navajo Nation!!
Vooraf hadden we geen idee hoe de dirtroads erbij zou liggen, dit gebied valt niet onder het beheer van het Bureau of Land Management of een andere instantie waar we informatie in zouden kunnen winnen. We moesten het dus ter plekke maar eens met eigen ogen gaan bekijken of deze route wel haalbaar zou zijn. Nou, we kwamen van alles tegen onderweg. Een bruggetje met aan de onderzijde alleen twee houten planken waar je met de wielen van de auto overheen kon rijden. Een zeer hobbelige shelf road langs een afgrond. Een zanderig paadje dat zo smal was dat je daar echt geen tegenliggers tegen wilde te komen (niet het risico daarop erg groot was, overigens!) We reden via een ander smal pad tussen mooie gladde heuveltjes door, en staken diverse droogstaande washes over. Niet al te lastig hoor, met onze high clearance was dat goed te doen. Op gegeven moment was het pad helemaal verdwenen, duidelijk het gevolg van een wash out. Even een stuk over een open vlakte rijden, toen vonden we het pad gelukkig weer terug. Al met al duurde het wat langer dan we hadden verwacht voordat de eerste rode rotsen in zicht verschenen. Helaas werd het pad waarover we reden vanaf dat moment steeds slechter, je kon het op veel plekken zelfs geen pad meer noemen. Bij een grote vlakte met los zand zijn we gestopt, het was misschien wel mogelijk om daar overheen te rijden, maar ja….. “misschien” is niet genoeg….
In de verte zagen we een prachtige, eenzame rode rots op een laag plateau staan, we besloten om te voet verder te gaan en die rots als richtpunt te nemen. We waren blij dat het veel minder warm was dan gisteren, in Joshua Tree. 22° Celcius was echt wel genoeg, hier in het open veld. We waren zowat een kwartier onderweg toen we onze Lonely Rock bereikten; de rots bleek, zo schatten we, 8 of 9 meter hoog te zijn. Helemaal Lonely was hij toch niet, we zagen nu nog meer rotsen op en nabij het plateau. We vonden ook een door mensen gevormd teken op de grond, kleine kiezels die in een ronde vorm waren neergelegd, met vier korte rijen kiezels daaraan vast die vier verschillende richtingen in wezen. Was dit door Native Americans hier geplaatst?
Het was echt erg mooi hier, maar toch…. dit was niet de plek waar we naar op zoek waren. In de verte bevond zich een rotswand die er veelbelovend uit zag, we hadden het sterke vermoeden dat dat de plek was die we voor ogen hadden. ’t Was nog wel een flink eind lopen door het open veld, maar dat hield ons niet tegen. Het stevige tempo waarmee we begonnen zakte na een tijdje af in een wat minder stevig tempo; daar geven we die kleine, geniepige hoogteverschillen en het losse zand waar we regelmatig mee te maken kregen maar de schuld van.
Toen we de eerste rotsen bereikten had ik het echt even gehad. Mijn voeten deden zeer; dat is helaas een bekende kwaal, we wisten vooraf al dat we daar mee te maken zouden krijgen. En daar waren we dus op voorbereid…. we hadden thuis al afgesproken dat ik tijdens onze hikes regelmatig een flinke pauze in zou lassen, en dat Hans dan ondertussen wat verkenningswerk zou doen. Nu vind ik het idee om het contact met elkaar te verliezen niet echt prettig, zeker niet na ons Bull Valley Gorge avontuur van twee jaar geleden. De oplossing voor dit probleem: walkie talkies! Geleend van de broer van Hans. Dit was dus de eerste keer dat we die daadwerkelijk zouden gaan gebruiken, we waren heel benieuwd hoe ons dit zou bevallen. Nou, heel goed dus! Terwijl ik heerlijk in de schaduw zat uit te rusten, kreeg ik elke paar minuten een live-verslag van Hans z’n ervaringen verderop. Echt fijn om zo steeds even te horen dat alles nog goed ging, en vooral ook: dat hij de rotsen had gevonden waarnaar we op zoek waren.
“Als je uitgerust bent , dan moet je toch écht even deze kant opkomen….”, zo hoorde ik via de walkie talkie. Nou, zo’n enthousiaste oproep geeft de burger weer moed, ik trok mijn schoenen weer aan en ik liep naar de plek waar Hans zich zou moeten bevinden. Ik zag hem niet, maar hij mij wel…. En dankzij de walkie talkie kon hij me precies vertellen welke richting ik moest volgen. Handig!! Na een paar minuten had ik niet alleen mijn Hanske, maar ook de schitterende rotspartijen in zicht. Wat was het overweldigend mooi hier. Vooral die op elkaar gestapelde rode stenen die samen hoge, tegen elkaar steunende pilaren vormden, die waren echt heel apart. Qua vorm leek het wel een beetje op Goblin Valley, maar dan wel even een heel stukje groter. “Giant Goblin Valley” dus. Aan de onderzijde waren de rotsen wit gestreept, hierin herkenden we weer een stukje Red &White Canyon. De achtergrond werd gevormd door een massieve komvormige rotswand, als we verder naar links keken zagen we nog talloze rode rotsen voor die rotswand staan. Veel te veel om allemaal te kunnen gaan bekijken, hoe graag we dat eigenlijk ook wilden. Maar ja, we moesten er ook rekening mee houden dat onze auto nog een heel stuk lopen van ons vandaan stond, en dat we daarna ook nog een flinke rit voor de boeg hadden.
De temperatuur was ondertussen nog een beetje gestegen, het was nog steeds veel minder warm dan gisteren maar toch, als je zo door het open veld loopt is ook 27° Celcius net wat te veel van het goede. Mijn zere voeten en ik waren erg blij toen we onze auto weer in zicht zagen verschijnen. Toen de airco de hitte uit de auto had verdreven werd het al snel heel wat aangenamer, en het koele drinken uit de koelbox was uiteraard ook heel welkom. Via dezelfde route waarover we waren gekomen reden we terug naar de bewoonde wereld; we wisten nu welke hindernissen we onderweg tegen zouden komen en dat ‘weten waar je aan toe bent’ maakte de terugweg toch wel wat makkelijker dan de heenweg.
Op het moment dat we Tuba City binnenreden, was net de openingsceremonie bij het nieuwe motel aan de gang. Dat zag er heel mooi uit, met allemaal Indiaanse dansers in traditionele kleding. We wilden het graag van dichterbij gaan bekijken, maar uiteindelijk hebben we dat toch maar niet gedaan. Het was te druk daar, en wij waren te moe en daarbij hadden we ook nog honger. Wat dat laatste betreft: we hadden niet – zoals gebruikelijk – uitgebreid gepicknickt onderweg. En ik begon nu toch wel te voelen dat wat fruit en een granolabar niet genoeg waren voor zo’n inspannende dag. In plaats van de openingsceremonie werd het dus de Subway, even rustig zitten met een lekker broodje en wat koele cola.
Daarna zijn we naar Page gereden, waar we een plekje vonden in de Days Inn & Suites. Fijn motel, hier zouden we het vast wel twee of drie nachten volhouden! Hans mocht nog even aan het werk: foto’s back-uppen en de mooiste exemplaren uitzoeken voor ons live-verslag. Ik ging ondertussen even lekker lui op bed liggen lezen. Heerlijk vind ik dat, tijdens de 48 weken per jaar dat we thuis zijn raak ik geen boek aan, maar tijdens onze 4 weekjes (o nee, deze keer maar drie…) USA gaan er toch al gauw vier of vijf boeken doorheen. Het waargebeurde verhaal “Het begon toen ik veertien was” van Elissa Wall bleek zich af te spelen in de plaatsjes Hilldale en Colorado City. Heel apart hoor, om te lezen hoeveel invloed de religieuze sekte Fundamentalist Church of Jesus Christ of Latter Days Saints daar heeft, je kan het als buitenstaander maar nauwelijks beseffen dat zo’n levenswijze nog bestaat in deze moderne tijd. Toen het tijd werd om te gaan slapen kon ik mijn boek maar met moeite opzij leggen…. |
|
|
 |
|
|
|